De gelijkenis over het scheiden van schapen en bokken uit Mattheüs 25 is door alverzoening enerzijds aangeduid als bewijs voor hun leer, en anderzijds wordt het gebruikt om middels fraiming de evangelische kerken aan te vallen. Hier een citaat van een van de vooraanstaande theologen binnen alverzoening,
Wesley Hanson:
“het ankerpunt van de grote ketterij van de “evangelische kerk” is de voornaamste bewijstekst die al eeuwenoud is en nog steeds aangehangen wordt als het gaat om een eindeloze straf”.
Aan de hand van hun eigen stellingen zal in dit deel aangetoond worden dat juist alverzoening een ketterij is, omdat ze een eeuwige straf, ofwel Gods rechtvaardigheid afwijst.
Hanson geeft zes redenen aan om het ongelijk van de evangelische theologie te bewijzen.
- Omdat het een gelijkenis is mag het niet letterlijk worden genomen
- De straf is niet voor ongeloof, maar omdat ze de “hongerigen” niet gevoed hebben
- Het woord eeuw (αἰώνιον) heeft een tijdelijk karakter
- Straf van God heeft een reinigend herstellende kracht
- Omdat het beeld aards is moet het wel binnen deze aardse tijd zich afspelen
- Het Griekse woord straf (κόλασιν)moet vertaald worden als kastijding
De Bijbelse context van de gelijkenis
Om aan te geven hoezeer alverzoeningsleer een dwaalleer is moeten we eerst de context rond de gelijkenis van schapen en bokken bekijken. Hoe kwam Jezus daar nu op, en hoe bouwde Hij dat op naar de climax die uiteindelijk Zijn dood zou betekenen.
In Matt.21 vergeleek Jezus de overpriesters en oudsten met de pachters van de wijngaard die de knechten (profeten), en als laatste de zoon (Jezus) vermoordden. Een kwade dood zullen die pachters sterven. Met als klapper de uitspraak dat het Koninkrijk van God van de overpriesters en oudsten zal worden weggenomen; en daarmee ook het eeuwige leven.
Vervolgens liet Jezus het grote plaatje zien, waarin velen de “bruiloft”, dat is de Messias en Zijn komst, verachtten. Zodat de “bedoelden” gasten die het af lieten weten vervangen werden voor hen die niet waardig bleken, maar toch kwamen. Toen er iemand binnensloop werd deze in de buitenste duisternis gegooid waar geween en tandengeknars is.
De Sadduceeën en Farizeeën probeerden Jezus te verleiden tot uitspraken waar ze Hem op konden vangen (Matt.22). Waarop Jezus de mensen gaat waarschuwen voor de Farizeeën, om uiteindelijk te oordelen dat zij het Koninkrijk Gods niet binnen zullen gaan. Jezus gaf aan dat zij niet zullen ontkomen aan het oordeel van het Gehenna. Dit verwijst naar het Hinnondal waar de lijken van kadavers, en zelfs van misdadigers werd verbrand.
Jezus verliet de stad met zijn discipelen om op de Olijfberg te zitten en te vertellen wat er gebeuren gaat met als einde het oordeel over hen die gefolterd zullen worden op een plek waar geween en tandengeknars zal zijn (ἔσται).
In die eindtijd zal er een opdeling zijn van hen die wel het Koninkrijk binnen mogen en de maagende die buiten moeten blijven, of de ontrouwe dienstknecht die in de buitenste duisternis geworpen worden, waar geween en tandengeknars is, en nog een stap verder zien we de bokken naar in eeuwige vuur geworpen worden dat voor de duivel en zijn engelen bereid is, dat is de eeuwige straf.
Maar daar tegenover stelde Jezus de eeuwige redding.
De eerste en grootste fout in alverzoeningstheologie is dat ze menen dat eeuwige straf niet voor altijd is, dus tijdelijk. Dit is als eerste onmogelijk in een tijdloosheid na deze schepping waaraan tijd gebonden is. Tegelijk vergeten ze dat precies hetzelfde woord eeuwig dat voor eeuwige straf gebruikt wordt, ook voor eeuwige redding gebruikt wordt. Als het alverzoening uitkomt duurt eeuwig niet voor altijd, en als het hen wel uitkomt duur het wel voor altijd. Men vult de eeuwigheid in zoals het hen uitkomt, om hun eigen dwaalleer in stand te kunnen houden. Inconsequentie ten top.
Met hun eigen zes punten tonen we hun ongelijk aan.
1. Omdat het een gelijkenis is mag het niet letterlijk worden genomen
Dus als het om straf gaat mag het niet letterlijk genomen worden, maar als het om eeuwige redding gaat wel. Inconsequentie ten top.
2. De straf is niet voor ongeloof, maar omdat ze de “hongerigen” niet gevoed hebben
Eerst mag de gelijkenis niet letterlijk genomen worden, maar vervolgens doet men dat wel. Inconsequentie ten top.
3. Het woord eeuw (αἰώνιον) heeft een tijdelijk karakter
Als het alverzoening uitkomt duurt eeuwig niet voor altijd, of wel voor altijd. Men vult de eeuwigheid in zoals het hen uitkomt, om hun eigen dwaalleer in stand te kunnen houden. Inconsequentie ten top.
4. Straf van God heeft een reinigend herstellende kracht
God is wraakzuchtig als deze oordeelt en eeuwig straft, maar satan blijft buiten beeld en heeft kennelijk een schone lei. Inconsequentie ten top.
5. Omdat het beeld aards is moet het wel binnen deze aardse tijd zich afspelen
Als het alverzoening uitkomt moet het oordelen van de bokken wel op deze aarde plaatsvinden. Men vult de eeuwigheid in zoals het hen uitkomt, want over het eeuwige leven reppen ze dan niet meer, dit om hun eigen dwaalleer in stand te kunnen houden. Inconsequentie ten top.
6. Het Griekse woord straf (κόλασιν)moet vertaald worden als kastijding
Dit woord komt slechts twee maal voor in het NT en zelfs de leidende Griekse Dictionary BDAG geeft geen sluitende definitie. Wel toont BDAG dat dit woord in oude Griekse geschriften het meest gebruikt is om een onophoudelijke straf aan te geven, in 4Makkabeeën 8:9 zelfs met een volkomen vernietiging voor ogen. Ook taalkundig laat alverzoeningsleer een ongelooflijke inconsequentie zien door altijd maar weer te spelen met de definities van woorden zoals het hen het beste uitkomt.
Alverzoening is een dwaalleer, bestemd voor het vuur.
Met de gelijkenis van de schapen en de bokken uit Mattheüs 25 als sluitstuk, kan gesteld worden dat alverzoening de meest inconsequente theologie is die bestaat. Het is door zo velen als geestelijk failliet verklaard; een dwaalleer waar iemand zich van moet bekeren omdat men een beeld van God heeft geschapen dat vals is. Misschien heeft men hiermee wel een eigen afgod geschapen waar satan mee geëerd is, daar lijkt het sterk op. Het heeft veel weg van “God heeft zeker wel gezegd…” (Gen.3:1). Om je zo te laten verleiden, dat is niet best, zeker niet met een eeuwige poel van vuur voor de boeg.