De leer van alverzoening kun je alleen beoordelen vanuit gezonde leer waarmee de samenhang van de hele Bijbel gewaarborgd blijft.
Ik behandel daarom in volgorde de begrippen eeuw en eeuwen, ook vanuit het Grieks en Hebreeuws; en heb een afbeelding toegevoegd met het grote plaatje van Gods reddingsplan. Alleen vanuit dit plaatje is de Bijbel in z’n samenhang te lezen. Heel Gods karakter, en het karakter van het kwaad kan daaruit begrepen worden. Maar ook het grote plan van God om het duister eens en voor altijd van het licht te scheiden, want dat is het grote doel van God, en daarvoor heeft Hij de geest gemaakt, om te kiezen.
In deel 2 zal ik stilstaan bij het Godsbeeld; in deel 3 komen de hemelse gewesten aan bod als ook de mens als geest, ziel en lichaam; in deel 4 de teksten die voor alverzoeningsleer bepalend zijn, en in deel 5 de gelijkenis van de schapen en de bokken uit Matt.25:31-46 waar alverzoeningsleer op vastloopt, met aan het einde de conclusie als reactie op de standpunten van alverzoeningsleer .
Alverzoeningsleer rust op wankele pijlers
Alverzoeningsleer bestaat al sinds de 5e eeuw. Bij alverzoeningsleer leidt de hoofdgedachte dat ieder mens en iedere geest uiteindelijk in de hemel komt, al is iemand voor een tijd in de hel geweest. Want Gods reddende liefde zou nooit in overeenstemming kunnen zijn met een straf in de hel die voortdurend is. Voor hen is hel tijdelijk, ten behoeve van universele redding.
Er komen steeds meer voorstanders voor alverzoening, ook in evangelische bewegingen. Het is nodig om deze leer onder de loep te leggen om de eenvoudige gelovige te beschermen. Er is grote invloed door het inspelen op het sentiment, zeker met behulp van de media, het maakt niet of iemand een hoog IQ heeft, want het lijkt dat een mens gevoelig is voor: “als het lekker klinkt zal het wel goed zijn”.
Iedereen wil autonoom zijn en iets te zeggen hebben in de steeds humanistischer wordende kerk. Het humanisme van nu is volkomen mensgericht, en tenslotte God-ontkennend. De hedendaagse autonome christen is snel mensgericht, wat een verschil met Erasmus, die humanist wordt genoemd. Hij leefde vijfhonderd jaar geleden en was een christen die niet van kerkelijke onzin hield, maar hij leefde naar God gericht, en kende God alle autoriteit toe.
Het is goed om te beseffen dat alverzoeningsleer een godsbeeld godsbeeld schetst op grond van menselijke maatstaven, waarbij we steeds meer overeenkomsten zien tussen alverzoeningsleer en het modern humanisme.
De strategie van aanhangers van alverzoeningsleer
James B. De Young laat in zijn boek
De ontmaskering van alverzoeningsleer
zien hoe de verdedigers van alverzoeningsleer een geslepen PR plan hanteren om de leer aannemelijk te maken. John Wesley Hanson (1823–1901) wordt beschouwd als de grondlegger van de nieuwe theologie van alverzoeningsleer. Hij schroomde niet om psychologische manipulatie te hanteren, viel theologen persoonlijk aan i.p.v. bij het onderwerp te blijven. Hij schreef zijn eigen Nieuwe Testament en heeft Bijbelse begrippen nieuwe inhoud toegekend.
Aanhangers van alverzoeningsleer proberen op het sentiment van het humanistisch denken van nu in te werken, waarin een eeuwig oordeel en straf geen plaats meer heeft. Maar ook verdedigen ze hun leer met de stelling dat deze altijd leidend is geweest in de theologie, terwijl het nooit op grond van de Bijbel kon worden bevestigd, integendeel. Men zet andere theologische uitersten tegenover hun alverzoening om het meer aanvaardbaar te maken. Na Bijbelse begrippen te hebben aangepast probeert men op grond van enkele Bijbelteksten de leer aanvaardbaar te maken. Bijbelteksten die overigens niet alleen uit de context zijn gehaald, maar zoals James B. De Young laat zien, ook grammaticaal zijn vervormd om het Bijbels aanvaardbaar te maken. De gewone gelovigen blijken gevoelig, zeker met de invloed van het humanistisch denken van nu. Maar hoe sta je als gelovige tegenover God als je een beeld van Hem schetst dat niet waar is, is dat geen Godslastering?
Waar alverzoeningsleer de essentiële afslag mist
Aanhangers van alverzoeningsleer denken in termen van tijd en tijdelijkheid, en dat is de reden voor hun verwrongen Godsbeeld en theologie waar de tijdelijke mens centraal staat. Maar Gods realiteit bestaat niet in tijd! Hij schiep en hanteert tijd met een doel, dat doel wordt hopelijk duidelijk in deze studie. Het is van geestelijk levensbelang om eerst terug te komen tot een Godsbeeld en mensbeeld dat consistent is, en dat de realiteit van de hemelse gewesten ook duidelijk zijn, zie daarvoor het vervolg.
Om Gods reddingsplan te begrijpen, waarmee de Bijbel één samenhangende geheel blijft, moet je het begrip eeuw begrijpen.
In het Hebreeuws is dat olam (עוֹלָם), in het Grieks aiōn (αἰών). Zowel in het Hebreeuws als in het Grieks wordt de huidige schepping eeuw genoemd. De juiste definitie van eeuw is dus:
een door God bepaalde periode (met een door God bepaald doel.
God heeft tijd geschapen in een onbegrensde eeuwigheid, en heeft dit opgedeeld in eeuwen, dit is wat wij kunnen snappen.
Voor het woord eeuwigheid kent het Hebreeuws de vervoeging van het woord olam, dat le’olam wordt (לְעוֹלָ֣ם), en het Grieks kent het woord aiōnios (αἰώνιος). Vanuit God gezien kan dit onbepaalde duur kan zijn, en gaat ons menselijk begrip te boven. Maar een eeuwigheid kan ook slaan op een periode die wel te begrijpen is, wannneer het in termen van tijdelijkheid wordt weergegeven. Bijvoorbeeld de eeuw nadat Jezus geleden heeft, gestorven is, op de derde dag is opgestaan en 40 dagen naar Zijn Vader is gegaan in de Hemel. We kennen nu een eeuw van genade buiten de wet om, een periode waar God ook heidenen een plek geeft in Zijn plan.
Daarom is de Bijbelse context waarin eeuw, eeuwen of eeuwigheid gebruikt wordt allesbepalend om te kunnen begrijpen wat er mee wordt bedoeld. Dit begint met het besef dat deze schepping beperkt is in de tijd, en na deze schepping geen beperkingen meer hebben in tijd. Iets dat daar is, is dat zonder einde.
Ieder die Hebreeuws onderlegd is weet dat olam zowel gelimiteerd is tot deze schepping, als dat het ook over eeuwigheid daarna kan gaan. In Joodse theologie wordt ook gesproken wordt over we’olam va’ed, wat betekent: “voor eeuwigheid en daarna”.
Alverzoeningsleer leert dat het Hebreeuwse olam niet gelimiteerd is in het hier en nu en het Griekse aiōn wel. Alverzoeningsleer scheurt daarmee heel wat bladzijden uit de Bijbel en ontkent daarmee de samenhang tussen het OT en NT. Paulus was een Jood in hart en nieren en begreep het OT als geen ander, en juist Paulus verwisselde olam en aiōn waar het qua taal nodig was, maar hij bedoelde er hetzelfde mee.
Er is in het ontkennen van de samenhang tussen OT en NT een leer zichtbaar die in de tweede eeuw ontstond. Daarin leerde Marcion dat de genadige God van Jezus Christus nooit dezelfde kan zijn dan de genadeloze God van het OT. De afkeer van een blijvend straffende God is nu net wat ook de alverzoeningsleer beweegt. Dit is waarom Marcionisme nooit een plaats kreeg in de theologie.
Het grote plaatje met Gods plan
Wanneer de mens centraal staat in een theologie gaat de mens voorbij aan God en kwaad. Beiden zijn van eeuwigheid, en zullen bestaan tot in eeuwigheid. God had reeds vóór deze schepping met het kwaad te dealen, wat blijkt uit de aanwezigheid van de boom van kennis van goed en kwaad.
De schepping staat geheel ten dienst van een universeel reddingsplan waarbij het kwaad van alle eeuwen uiteindelijk zal zijn veroordeeld en gebonden.
Het kwaad lost niet op in de eeuwigheid, en dat is nu net het probleem waar alverzoeningsleer mee blijft zitten.
God-gerichte en Jezus-gerichte theologie gaat over Gods liefde voor Leven, en voor hen die voor Hem kiezen – het gaat over de scheiding van Licht en duisternis – en gaat over een uiteindelijke binding van kwaad.
De schepping, met de mens als beelddrager van God, is de vishaak waar satan in gebeten heeft en waar hij zichzelf aan gebonden heeft. Satan zal dan ook met deze schepping na het eindoordeel in zijn eigen kwaad gebonden en gevangen blijven, en allen die bij hem horen. Pas dan kan God opnieuw scheppen zonder de mogelijkheid dat het kwaad daar nog een plek zal krijgen. Het kwaad is dan niet weg, maar gevangen in zijn eigen val, gestraft in zijn eigen kwaad. God heeft echt een bijzonder slim plan.
De afbeelding hieronder toont een overzicht van de perioden, die ook eeuwen genoemd kunnen worden, zoals dat in de Bijbel terug te lezen is. Iedere eeuw kan vervolgens weer opgedeeld worden, maar dat gaat nu te ver. Het gaat er om dat je begrijpt dat er buiten de schepping, in de eeuwigheid, geen tijdsbesef is. Dat de eeuwigheid vóór deze schepping niet te bevatten is, en de eeuwigheid na het vergaan van deze schepping onbegrensd is. Dus ook het eeuwig gevangen kwaad, met allen die daarbij horen, zijn volgens de Bijbel onderdeel van een onbegrensde eeuwigheid. Daarnaast hebben diegenen die in het boek des levens komen een onbegrensde toekomst in volkomen heerlijkheid en overvloed van leven. De onderstaande afbeelding wordt later voorzien van Bijbelverwijzingen, maar dat is teveel voor dit artikel.