Dit deel is noodzakelijk langer dan ik zou willen, maar dit artikel kan uitgeprint worden met de printknop rechtsboven aan deze pagina.
Het zien van de samenhang tussen hemelen en tijd binnen Gods schepping is noodzakelijk om Gods rechtvaardigheid en Zijn doel te kunnen begrijpen. Wanneer alverzoeningsleer tegen het licht geplaatst wordt, dan moet het licht helder en zuiver zijn, vandaar deze eerste drie delen. In deel vier wordt de overtuiging van alverzoening tegen het licht van de eerste drie delen geplaatst.
Dat de hemel een tijdelijke schepping is, is voor veel mensen moeilijk te begrijpen. Dit omdat de kerk de mensen een valse hoop heeft bijgebracht waarin de hemel een tijdloos karakter heeft, maar dat is een dwaalleer. De huidige hemelen zijn een schepping, verbonden aan de aarde, en daarmee even tijdelijk als de aarde. Wat vóór de schepping was, en erna zal zijn, is per definitie tijdloos. Dit zet alverzoeningsleer voor grote uitdagingen.
Hemelen
In de Bijbels staat: “God schiep de hemelen” sjamajim (שָּׁמַ֖יִם), het meervoud van hemel. Dit zijn geestelijke ruimten waarin Hij ook geestelijke wezens zoals engelen schiep. Vanuit de Bijbel weten we dat er drie hemelen zijn waarbij de derde hemel bij naam wordt genoemd, het paradijs (2Kor.12:2-4), waar Paulus Jezus ontmoette.
Als er een derde hemel is, dan is er ook een tweede hemel en een eerste hemel. Over beide zegt Jezus iets zonder ze eerste- of tweede hemel te noemen. Je zult verderop ontdekken welke welke is. Mocht je ooit van een zevende hemel hebben gehoord, dat is een occult en islamitisch concept, niet Bijbels.
De Hemelen horen bij deze schepping en zijn tijdelijk
In Hebr. 11:3 staat: Door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het woord Gods tot stand gebracht is, zodat het zichtbare niet ontstaan is uit het waarneembare. Paulus schreef: want in Hem (ἐν αὐτῷ) zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die op de aarde zijn, de zichtbare en de onzichtbare (Kol 1:16). Met zichtbare wordt het aards zichtbare bedoeld, met onzichtbare het hemelse.
Tijdelijk en tijdloos
En in 1Kor.15:53 staat: Want dit tijdelijke aardse (vergankelijke) moet tijdloze geestelijke (onvergankelijkheid) aandoen. Er zijn in deze schepping twee realiteiten; het zichtbare tijdelijke dat vergaat, en het onzichtbare tijdloze dat blijft (2Kor.4:18). Een mens is geschapen naar geest, ziel en lichaam (1Tess.5:23). Als het lichaam sterft is het tijdelijke een feit, en blijven ziel en geest over. Dit zijn twee “onzichtbare” delen van geestelijke orde. We hebben hier op aarde een lichaam nodig om geest en ziel zichtbaar te maken, in de hemelen zijn de zielen van overledenen voor elkaar zichtbaar (Luk.16:24).
De geest is alleen gegeven aan mensen, en voor ieder mens uniek en is naadloos aaneengesloten aan de ziel (Hebr.4:12). De geest van de mens wordt bij het sterven teruggeven aan God (Pred.12:7, Luk.23:46). De ziel, die tijdloos is, blijft dan over als drager van persoonlijkheid, bewustzijn, wil en verlangen, ofwel wie je eigenlijk bent.
De ziel wordt in de Bijbel ook leven genoemd, wat aards gezien correct is, maar geestelijk gezien niet altijd. De ziel is in het begin geschapen met het vermogen om nieuwe zielen voort te brengen, dit d.m.v. het lichaam waarin de ziel woont.
De ziel was voor de zondeval geestelijk verbonden met God haar schepper en de mensenziel was daarmee levend. Na de zondeval is de ziel losgebroken van God en geestelijk verbonden met de vervloekte aarde, en daarmee stervend. Daarom zei Jezus tegen Nicodemus: wanneer je niet opnieuw geboren wordt kun je het Koninkrijk van God niet zien (Joh.3:3).
Voor alle duidelijkheid: zielen in een aards lichaam kunnen nieuwe zielen voortbrengen, een geest kan geen nieuwe ziel voortbrengen, dan alleen de schepper van de ziel zelf. Het idee dat dat geesten of engelen gemeenschap met vrouwen hadden (Gen.6:1-2), en daardoor reuzen voortbrachten is een fantasie en volgens de scheppingsorde niet mogelijk. In Gen.6:3 staat duidelijk dat het om mensen ging die zich misdroegen
De eerste hemel
De eerste hemel is een geestelijk geschapen ruimte die onlosmakelijk verbonden is met de aarde. De hemelen zijn gevuld met geestelijke wezens, waar ook de mens deel vanuit maakt. Paulus schreef dat we hier op aarde: niet te worstelen hebben tegen bloed en vlees, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de heersers van deze wereldse duisternis, tegen de boze geesten in de hemelse gewesten (Ef.6:12).
Kennelijk is de eerste hemel ook nog opgedeeld in een gedeelte onder de aarde en een gedeelte boven de aarde (Fil.2:10, Openb.5:3), maar veel weten we daar niet van.
Diegenen die van God soms geestelijke dingen mogen zien en horen zijn profeten en/of zieners (2Kon.17:13, 1Kor.12:28). Maar God heeft ook voor hen grenzen bepaald (Deut.29:29). Er zijn mensen die deze grenzen overgaan door b.v. geesten van doden te raadplegen met behulp van heersers van deze wereldse duisternis (1Sam.28:13), ofwel boze onreine geesten. Deze mensen halen Gods oordeel over zich heen (Lev.20:6) en worden slaaf van het kwaad.
De eerste hemel met de aarde is op te delen in perioden, waarin de geestelijke werkelijkheid in elke periode een grote transformatie meemaakt, en mee gaat maken. Die eerste hemel is opgedeeld in perioden ofwel eeuwen, waarin God werkt zolang deze schepping is (Joh.5:17).
Periode als open hemelse ruimte
Nadat God bij het scheppen het licht van de duisternis had gescheiden, was er een open hemelse ruimte waar het kwaad geen plek had, de aarde en eerste hemel waren een eenheid. Schepselen van hemelen en aarde konden met elkaar spreken, elkaar zien, en konden zelfs vrij met God wandelen (Gen.3).
Periode als van God geïsoleerde hemelse ruimte
Nadat de mens gezondigd had sloot God de hof van Eden af. De hof van Eden is waar de boom des Levens staat, dat is het paradijs (Openb.2:7). Ook God zelf werd afgesloten voor de aardse mens. Dat wat eerst hemels was op aarde werd voor de ogen van Adam en Eva weggenomen, en daarmee voor alle mensen. De hemelse realiteit was er nog wel, maar niet meer direct zichtbaar, en het heilige (zondeloze) was niet meer direct benaderbaar. Deze aarde bestond vanaf toen als een van God geïsoleerde hemelse ruimte.
De reden van scheiding is schuld naar God en schuld naar de schepping met haar door God gestelde wetten (Jes.59:2). Schuld om wat niet is gedaan wat moest, en schuld om wat wel is gedaan, maar wat door God als zonden is benoemd. Daar zat de mens, met haar schuld, en zonder oplossing om weer in relatie met de God van leven te komen. De mens werd sterfelijk en moest na het sterven die eerste hemel verlaten, naar het dodenrijk, de tweede hemel.
De tweede hemel
De ziel en de geest van de mens zijn eeuwig, houden nooit op te bestaan. Na het sterven van de mens, waarmee het lichaam vergaat tot stof, moeten de geesten en zielen van mensen ergens verblijven. De zielen van de doden komen in het dodenrijk, althans, voor diegene die Jezus niet als Messias hebben aanvaard; diegenen die Jezus wel als Messias hebben aanvaard gaan naar het paradijs.
De tweede hemel, ofwel het dodenrijk, bestaat uit een deel voor de rechtvaardigen die probeerden volgens Gods normen te leven; en daarnaast een deel voor de onrechtvaardigen die geen rekening met God hielden in hun leven (Luk.16:23).
Diegenen die wel rekening houden met God, maar Jezus niet erkennen als Messias gaan nog steeds naar het dodenrijk van de rechtvaardigen. Mogelijk dat Jezus bij Zijn terugkomst weer zichzelf toont in dit dodenrijk van de rechtvaardigen en wederom gevangenen daaruit worden meegevoerd(Ef.4:8), mogelijk zelfs al bij de komst van Jezus om Zijn gemeente van de aarde weg te nemen.
Het dodenrijk van onrechtvaardigen wordt pas geopend op het moment van het laatste oordeel (Openb.20:11-15).
Het lijkt erop dat de geest van de mens in de eerste hemel wordt bewaard in een hemelse ruimte onder de aarde (1Sam.28:11-15).
De derde hemel, het Paradijs
Het paradijs is de geestelijke ruimte waar de boom van Levens groeit, afgesloten vanaf de zondeval (Gen.3:24) maar geopend toen Jezus riep bij Zijn sterven “het is volbracht” (Joh.19:30) en tegen de misdadiger aan het kruis naast Hem zei “Voorwaar, Ik zeg u, heden zult gij met Mij in het paradijs zijn” (Luk.23:43). Bij het sterven van Jezus gingen zielen uit het dodenrijk van de rechtvaardigen met Jezus mee naar het paradijs (Ef.4:8).
De derde hemel is het paradijs, de ruimte waar zielen komen die door Jezus zijn vergeven. Ieder die na zijn of haar sterven in het paradijs komt zal ook niet geoordeeld worden bij het laatste oordeel en overgaan naar de nieuwe hemelen en aarde die God scheppen gaat, of reeds aan het scheppen is.
Periode als beperkt geopende hemelse ruimte
God koos Abraham uit, en uit Abraham is Israël ontstaan, het volk waardoor God Zijn universeel reddingsplan zou gaan uitwerken. Om Israël dicht bij zich te houden gaf God leefregels en een offerdienst om de scheiding tussen God en de mens tijdelijk weg te nemen, om weer in relatie met de zegenende God van leven te komen. Het hand om hand en tand om tand principe gaat over schuldvereffening. Neem ik een leven, dan kost me dat mijn leven, maar onze schuld naar God, die eigenaar van al het leven is, is altijd groter dan Israël of wij kunnen betalen. Naast de leefregels stelde God het geloof in als belangrijke voorwaarde. Doormiddel van de offerdienst van Israël kon ieder mens die kwam, de schuld betalen door een dier plaatsvervangend te laten sterven. Dat schuld een leven waard is zegt veel. Alleen was een offerdier slechts voldoende tot de volgende zonde die weer om schuldvereffening vraagt.
Ook voor onbewuste zonden en niet nagekomen afspraken kon vergeving gevonden worden bij God op Grote Verzoendag. Ieder jaar mocht ieder die onderdeel is van Israël of onder het volk leefde, met een schone lei beginnen. Daarin zien we genade boven rechtvaardigheid, maar ook doormiddel van rechtvaardigheid, want Gods geboden blijven gelden, ook in de wijze waarop een offer werd gebracht. Om vergeving te kunnen geven geldt voor God altijd de voorwaarden dat de persoon die offert en eraan deelneemt gelooft in Gods heiligheid, rechtvaardigheid en genade, en vanuit een eerlijk hart berouw toont, zich bekeert en daadwerkelijk verandert (Jes.1:11-20). Zo ontstond er een beperkt geopende hemelse ruimte waar God benaderd kon worden op Zijn voorwaarden.
De offerdienst met dieren was echter niet genoeg om zoveel schuld weg te nemen dat het paradijs weer open zou gaan. God was nog steeds niet direct benaderbaar, daarvoor was een offer nodig dat zoveel waard was dat het iedere schuld, voor altijd zou vereffenen. Waar satan niet op had gehoopt, was die definitieve oplossing.
Periode met vrije toenadering tot God
Maria, de moeder van Jezus, was een maagd van wie de eicel door God zelf tot leven is geroepen. Daaruit groeide de mens Jezus, zoon van Maria en Zoon van God. Ook Jezus was geest, ziel en lichaam. Een unieke ziel als nakomeling van David en God, en een unieke Geest door God zelf aan Hem gegeven met de conceptie, de Heilige Geest, de Geest die Schepper is, de Engel des Heren (Mal’ach JHWH), en dit binnen een nieuwe schepping als lichaam, zonder zonde, een nieuw begin.
De mensen toen ontmoette God persoonlijk in Jezus de mens. Vanwege Zijn twee naturen was Hij als nieuwe schepping en kind van van God meer waard dan de gehele schepping bij elkaar. Als deze Jezus geofferd zou worden en een mens zou aan de voorwaarde voldoen, en aanvaarden dat Jezus Gods volkomen genade-offer is, gelovend in Gods heiligheid, rechtvaardigheid en genade, en vanuit een eerlijk hart berouw toont, zich bekeert en daadwerkelijk verandert; dan is volkomen vergeving voor die persoon een feit. Zelfs hier op aarde kwam hierdoor de mogelijkheid tot vrije toenadering tot God de Vader (Joh.16:25-28)
Periode met een open hemelse ruimte
Toen Jezus opstond uit de dood, uit het graf, deed Hij dat als mens, naar geest, ziel en lichaam. Hij bleef daarna nog veertig dagen bij Zijn leerlingen en werd daarna door een wolk aan hun zicht ontnomen, opgenomen in de derde hemel. Daar wacht Jezus tot God de Vader de tijd rijp acht dat Jezus terug gaat naar deze aarde om als Koning voor duizend jaar te regeren met de martelaren (Openb.20:4). Tegelijk zal het kwaad, dat in de hemel al machteloos was door Jezus’ dood en opstanding, ook hier op aarde gevangen worden gezet voor duizend jaar (Openb.20:1-3).
In die duizend jaren moet iedereen leren om God te eren, om Hem te gehoorzamen en om Hem lief te hebben met heel hun hart, verstand, (kracht) en ziel. Het is de periode dat Israël Jezus als Messias zal hebben aanvaard en met Jezus zullen zij de wereld leren wie God en Zijn Gezalfde Jezus is (Zach.8:23 ), opdat ieder kiest en in zichzelf scheiding maakt tussen licht en duisternis.
Korte periode met een beperkt gesloten ruimte
Na duizend jaar zal een laatste zuivering plaatsvinden. Omdat God een rechtvaardig en nauwkeurig God is zal Hij geen ziel veroordelen tot het de eeuwige poel van vuur zonder zich te verzekeren dat alle zielen hebben gekozen. Daarom, om tot een laatste zuivering te komen, zodat er ook geen kwaad achterblijft, zal satan voor een korte periode worden losgelaten om zielen te verleiden, en zal duidelijk worden wie zich niet volledig aan Jezus en Zijn Vader heeft overgegeven.
Dit is de laatste fase van de tijdelijke schepping waarin het proces van scheiden van licht en duisternis wordt voltooid, voordat alle elementen met vuur zullen vergaan (2Petr.3:10), en allen die aan de aarde en het kwaad gebonden zijn zullen (o)vergaan tot een tijdloze poel van vuur.
De poel van vuur
De eeuwige straf is eigenlijk een consequentie van ieders eigen keuzen en handelen. Binnen alverzoening meent men dat God, wanneer Hij over zou gaan tot een eeuwig oordeel, nooit een liefhebbend God kan zijn. Een domme gedachte omdat ieder wordt geconfronteerd met zijn of haar eigen kwaad bij het laatste oordeel. Wanneer iemand bewust tegen God is ingegaan, en gedaan heeft wat tegen Gods natuur indruist, zoals het kwetsbare minachten, die wordt bij het laatste oordeel geconfronteerd met zijn of haar eigen kwaad. Het is dus niet God die straft, maar de Rechtvaardige, en Leven liefhebbend God, houdt ieder verantwoordelijk voor eigen kwaad, want ieder had de kans om te kiezen voor licht of duisternis. Al het kwaad dat iemand heeft toegelaten in zijn of haar leven op aarde, dat is verzameld en getuigd tegen zichzelf. Iedere geest en ziel die het Licht van God hier op aarde al niet kon waarderen, die beland door eigen toedoen in absolute duisternis. Daar is absolute afwezigheid van licht en leven, waar geesten en zielen onder hun eigen kwaad zullen kwijnen, zonder einde (Openb.20:10, 21:8).
De nieuwe hemelen en nieuwe aarde
Met het laatste oordeel vergaat deze huidige schepping, zowel hemelen en aarde, door vuur (2Petr.3:10-12). God schept ergens in de tijdloze eeuwigheid een nieuwe hemelen en nieuwe aarde (Openb.21:1, Jes.65:17, 66:22, 2Petr.3:13).
Omdat het kwaad, dat voor de schepping al was, dan tijdloos gebonden zal blijven, zal er op de nieuwe aarde geen boom van kennis van goed en kwaad meer zijn. Het kwaad is veilig opgeborgen, en niets onreins zal de nieuwe schepping binnenkomen, ondanks dat haar poorten altijd openstaan (Openb.21:27).